Het begon allemaal op het pleintje

Vanuit de achtertuin van de familie Van der Horst liep je zo het domein op van garagehouder Schnetz, een kale norse man die bijkans gek werd van de dagelijkse klachten van buurtbewoners en klanten, die hun auto in en uit hun gehuurde garage reden. Oppie, Ton, Paul van der Horst en halfbroer Pierre voetbalden dagelijks soms urenlang hun schoenen kaal met hun vrienden. Soms verdreven door stiekem gebelde politie of de man die de garages verhuurde. Uiteraard bood dat geen soelaas, want op de staat voetballen was eind jaren vijftig het enige vertier voor de meeste jongens.
Sommige autobezitters gingen zelf tot actie over door bijvoor- beeld heel zorgvuldig hun auto buiten de garage te wassen, zodat het edele voetbalspel voor langere tijd platlag.
De garagehouder nam echter rigoureuzere maatregelen. Hij liet op elke garagedeur een stalen strip met scherpe pinnen bevestigen, zodat de net gekochte bal snel lek was. Veel vervelender waren natuurlijk de nare blessures van de voetballers, zodat Paul en zijn vriend André van Ditmarsch het besluit namen de pinnen met straatklinkers krom te slaan. Omdat Paul niet te laat op school durfde te komen, ontsnapte hij aan de politie-inval. André belandde op het bureau en werd na schooltijd afgeleverd in de zesde klas van de Paulusschool.
Schnetz’ volgende maatregel was vervelender. Omdat het speeltuig regelmatig op het garagedak belandde, liet hij op de zinken rand prikkeldraad solderen; uiteraard resulteerde ook dit in blessures en kapotte kleren, want de bal moest sowieso terug in het speel-veld.
Uiteindelijk belandden de straatvoetballers op de ‘s Jacoblaan van de Utrechtse wijk Tuindorp op zo’n vijftig meter van het pleintje. Daar moest de tuin van kruidenier De Lange het regelmatig ont-
gelden. Toen na verloop van tijd zijn winkeruit aan diggelen werd geschoten, werd ook deze plek taboe. Tenslotte verhuisden de straatvoetballers naar een grasveldje vlakbij station Utrecht-Overvecht. Aanvankelijk alleen Hans Geerars, Jan Woldringh, Ton en Paul van der Horst, maar al spoedig sloten ook Gerrit Brouwer en Jos Poppelaars aan. Vanaf 1970 ging het hard met de aanwas. Eerst Tuindorpers Ron Schouten en Cees Puttenstein, even later Hans en Adrie Olij, Martin Verschoor, Kees van Nierop, Rob Lagard, Jeep Meesters en René van den Dikkenberg.
Eind februari 1973 zocht de Pedagogische Academie Jan van Nassau – landskampioen schoolvoetbal van 1972- een tegen- stander voor een oefenwedstrijd. Concierge Cees van Oort van de Utrechtse PA was coach en met enkele leerlingen die geen deel uitmaakten van het schoolteam, maar wél dagelijks op het grasveldje hun kunsten vertoonden, werd de oefenpartij afge- sproken. Op 1 maart op het veld van Voorwaarts in Tuindorp- Oost werd onder leiding van de concierge afgetrapt en tot veler verbazing wonnen de straatvoetballers met 3-0 door twee treffers van Paul en één van Martin. Rob keepte subliem. In de kleed- kamer nodigde Ron alle ploeggenoten uit bij hem thuis op het Domplein om deze overwinning met veel bier te vieren. Alle spelers waren aanwezig en nog diezelfde avond werd besloten om als Tuindorp Adelaars een vereniging te beginnen. Veel wedstrijden en toernooien werden afgewerkt in de geel- blauwe tenues, maar het zelf regelen van tegenstanders ging al gauw vervelen. Omdat de zoektocht naar een veld ook niets opleverde- dit was een voorwaarde van de KNVB- besloot Tuindorp Adelaars om in de zaal te gaan beginnen met twintig spelers onder de naam Adelaars.